De slavenhandelaar van het Mauritshuis

In de kleine antikoloniale beeldenstorm die in Nederland is uitgebroken is het nu de beurt aan Johan Maurits Nassau von Siegen, alias ‘de Braziliaan’, naamgever van het Mauritshuis in Den Haag, dat hij na zijn terugkomst uit Brazilië liet bouwen als teken van zijn fenomenale rijkdom. De directie van dat museum naast het Binnenhof liet deze week weten dat het de buste van deze achterneef van Willem de Zwijger uit de foyer had verwijderd in afwachting van een ‘grootschalig onderzoeksproject over het bewind van Johan Maurits van Nassau-Siegen in Brazilië en zijn reputatie in die tijd’, uit te voeren in samenwerking met de Universiteit Leiden. Dat onderzoek moet duidelijkheid verschaffen over de rol van de graaf bij de slavenhandel. Maar dat is een beetje overbodig. Braziliaanse historici hebben dat al uitvoerig onderzocht. En jawel: deze Nassau zat tot over zijn oren in de slavenbusiness. Maar het gekke is: ondanks dat staat hij in Brazilië juist heel goed aangeschreven.

‘Mauríco’, zo heet deze in het Duitse Dillenburg geboren graaf in Brazilië, en zijn beeltenis pleegt te worden rondgedragen op de praalwagens van het carnaval van Rio de Janeiro, waar hij hartstochtelijk wordt bezongen als brenger van humanisme en wetenschap en ‘Broeder van de Indianen’. Boeken en tv-series prijzen zijn historische statuur. In de ogen van veel Brazilianen vandaag was Mauricio een verlichte heerser, een humanist, een man van de wetenschap, en had Brazilië een grote sprong voorwaarts in de vaart der volkeren kunnen maken als hem langer de tijd gegeven was. Honderdduizenden Braziliaanse jongens zijn naar deze Duitse graaf vernoemd. Eigenlijk bestaat er in de gehele geschiedenis van het huis van Nassau geen populairdere edelman.

Vliegende koe

Ieder Braziliaans kind leert op school het verhaal van ‘Maurício’ en de vliegende koe. Johan Maurits was van 1637 tot 1644  namens de Westindische Compagnie (WIC) gouverneur-generaal van de kolonie ‘Nieuw Holland’ in noordoost Brazilië, in de tegenwoordige deelstaat Pernambuco. De graaf had grote plannen met Brazilië, in zijn ogen ‘een van de mooiste landen op aarde’, en zette zich tussen de oorlogsbedrijven tegen de Portugezen door in flux tempo aan grote infrastructurele werken, zoals een brug bij Recife, dat hij tot hoofdstad van de kolonie had uitgeroepen. Om de kosten van de brug op te brengen, stelde Johan Maurits voor tol te heffen, maar dat viel niet in goede aarde bij de bewoners, die hem te kennen gaven pas voor tol te voelen als ze een koe zouden zien vliegen, met andere woorden: nooit. Voor geen kleintje vervaard liet Johan Maurits een koe slachten, maakte een soort ballon van de huid en liet die opgepompt en wel aan kabels tussen twee gebouwen vliegen. De tolheffing kwam er toch, en nog altijd draagt de brug van Recife de naam van ‘Maurício’.

Piet Heyn

De Nederlandse tijd in Brazilië wordt ingeleid in 1578. Terwijl in de Nederlanden de Tachtigjarige Oorlog in alle hevigheid woedt, loopt een Portugese poging om een nieuwe kruistocht in Marokko te beginnen volledig in het honderd. De Portugese troepen worden vernietigend verslagen in Marokko. Het lichaam van de jonge dwaze koning Sebastião wordt nooit teruggevonden op het slagveld van Alcácer-Quibir. Twee jaar later verliest Portugal zijn onafhankelijkheid en benoemt de Spaanse vorst Filips II zichzelf tot koning Filips I van Portugal. Voor de jonge republiek van de Nederlandse Verenigde Provinciën betekent dat dat Portugal nu ook tot de Spaanse aartsvijand behoort, en het onmetelijke Portugese koloniale rijk ligt dus voor het grijpen. De eerste Nederlandse poging om vaste voet op Braziliaans grondgebied te zetten loopt mis. Wanneer de mannen van Olivier van Noort in 1599 te Rio de Janeiro aanleggen, worden zij met kanonvuur uit de baai verdreven. Piet Heyn probeert de Braziliaanse hoofdstad Salvador de Bahia te veroveren, dat mislukt ook, maar als hij in 1629 een tweede poging onderneemt in Pernambuco, in noordoost Brazilië, lukt het de Hollanders wel aan land te komen.

Calabar

Dat hebben de Heeren Negentien – zoals het bestuur van de WIC heet –  vooral te danken aan Domingos Fernandes Calabar (1600-1635), een militair met zowel Portugees, Afrikaans als Indiaans bloed, die in 1632 als officier van het Portugees-Braziliaanse leger overliep naar het huurlingenleger van de WIC. Dankzij Calabar kreeg de WIC in korte tijd meer dan 2000 kilometer van de Braziliaanse kust onder controle. ‘Nooit troffen we een man die zo aan onze wensen voldeed’, noteerde WIC-soldaat Pudsey – een Brit – in zijn dagboek over Calabar. ‘’s Nachts loodste hij ons op een kleine boot naar vijandelijk gebied, waar we de inwoners verrasten, en des te meer schade hij kon toebrengen aan zijn landgenoten, des te groter was zijn voldoening’. Over Calabars motieven daarbij blijft het speculeren. In de korte tijd dat Calabar in het Nederlandse kamp verbleef – iets meer dan drie jaar – kreeg de WIC een groot deel van Noordoost-Brazilië in handen. Hij maakte goede vrienden in het WIC-kamp, in het bijzonder met de Pruisische kolonel Sigismund von Schoppe en admiraal Jan Cornelis Lichthart, die van Calabar kreeg geleerd hoe hij de binnenrivieren van Brazilië moest bevaren om de vijand zo in het hart te kunnen treffen. Zowel Von Schoppe als Lichthart waren officiële getuigen bij de doop van de zoon van Calabar en diens vrouw Barbara Cardoza in de Nederlands-Hervormde Kerk van Recife in Pernambuco, op 20 september 1634. Calabar, die zelf katholiek gedoopt was, had zich kennelijk door de nieuwe machthebbers laten bekeren. Waarbij aangetekend dat wel meer Braziliaanse indianen, waar Calabar van moederskant mee verbonden was, zich in die jaren tot het protestantisme bekeerden, vaak met hele stammen tegelijk.

Calabar maakte de komst van Johan Maurits in Brazilië niet mee. In 1635, twee jaar daarvoor, werd hij gevangen genomen door de Portugezen en ter dood veroordeeld. Zijn lijk, gevierendeeld en onthoofd, kwam bij wijze van afschrikwekkend voorbeeld in diverse stukken in bomen te hangen.

In hedendaags Braziliaans spraakgebruik is Calabar een scheldwoord, te gebruiken tegen overlopers, verraders en andere duistere individuen. In de schoolboekjes wordt hij onveranderd opgevoerd als een verachtelijk voorbeeld van hoogverraad.

‘Broeder der indianen’

Nadat hij in 1637 Porto Calvo inneemt (met een slag waarbij Carel van Nassau, een bastaardzoon van stadhouder prins Maurits, het leven laat) begint Johan Maurits een ware ‘furor teutonis’ (aldus zijn biograaf H. S. van Straaten), en weet hij de Portugezen ver terug te drijven. Als hij in Porto Calvo voet aan de grond zet, is hij stomverbaasd wanneer meer dan duizend Tapoeia-indianen hem juichend ontvangen en zich als vrijwilliger bij diens leger aanbieden – overigens vooral met de bedoeling ten strijde te trekken tegen hun aartsvijanden, de Tupi’s. Tapoeia-koning Nandwie wordt in het Hollandse kamp gemakshalve aangeduid als ‘Jan de Wy’.

Aan zijn indiaanse bondgenoten biedt Maurits – zijn bijnaam is ‘Broeder der Indianen’- een bestaan vrij van slavernij aan. Zo niet aan de Afrikaanse slaven, die hij hard nodig heeft voor zijn ambitieuze plannen. De kersvers gearriveerde gouverneur vaardigt strafexpedities uit naar de ‘quilombos’ in de binnenlanden, diep in het woud verborgen enclaves van weggelopen slaven, die hij als een grote bedreiging ziet en op wier aanbod om een pakt te sluiten hij dan ook niet ingaat. In 1637, zijn  eerste jaar in Brazilië, laat Maurits 1580 slaven overkomen uit Elmira in de bocht van Guinee. Deze bezwijken echter snel, waarna Maurits zijn oog laat vallen op de slavenmarkten van Angola, waar Portugal en Spanje jaarlijks 15000 slaven betrekken voor de zilvermijnen van Peru en Mexico. Luanda valt inderdaad in zijn handen en sindsdien vertrekken er onder Johan Maurits van daaruit 23.000 slaven naar de suikerplantages in  Hollands Brazilië.

Godsdienstvrijheid

Als hoofdzetel kiest Maurits Recife, op dat moment met 2000 inwoners de grootste vestiging van ‘Nieuw Holland’. De stad kent ondanks aanhoudende protesten van protestantse dominees een grote gemeenschap joden uit Portugal. Het is in Refice dat de eerste synagoge van de Nieuwe Wereld verrijst. Als graaf Nassau er arriveert is het echter in de eerste plaats een poel van ontucht, met de nodige uit de Lage Landen afkomstige prostituees, wier komst hij probeert in te dammen door de bepaling dat voortaan alleen getrouwde dames welkom zijn in de kolonie. Johan Maurits belooft godsdienstvrijheid aan zowel de katholieken als de joden. Verder roept hij een soort parlement in het leven, waarin ook niet-Nederlanders tot hun recht zouden komen.

Vrijburg

Bij het uit zijn voegen gegroeide Refice verrijst Mauritsstad, een nieuwe stad ter zijner glorie, met als epicentrum paleis Vrijburg, een kapitaal paleis in grootse stijl, op een eiland aan de Biberibe-rivier, met kamers geheel bestaand uit ivoor, een salon vol opgezette apen en geprepareerde tropische vlinders, en niet te vergeten de eerste sterrenwacht van Zuid-Amerika.  Johan Maurits laat wetenschappelijke onderzoekers overkomen, Georg Markgraf en Willem Pies, die in hun Historia Naturalis Brasiliense het Braziliaanse land, de bevolking, de planten en de dieren beschrijven. Hij engageert ook tekenaar Zacharias Wagner en de schilders Frans Post en Albert Eckhout, teneinde Europa te laten kennismaken met de schoonheid van ‘zijn’ Brazilië.

In het moerasgebied voor de stad Recife laat Maurits zijn eigen hoofdstad bouwen: Mauritsstad, met kanalen en dammen, dijken en bruggen, alles zo plat als in Holland. Midden in Mauritsstad verrijst zijn paleis met een reusachtige tuin vol exotische planten en dieren. Maurits regeert als een verlicht despoot, sluit vrede met de indianen, laat de (katholieke) Portugezen met rust en zet de deur open voor Sefardische joden, die dankzij hun tweetaligheid (Portugees-Nederlands) al gauw de handel controleren. Verder maakt hij een begin van een soort volksvertegenwoordiging waarin ook niet-Nederlanders tot hun recht zouden komen. Intussen smeekt hij de Heeren Negentien om manschappen voor zijn koloniaal project. Desnoods sturen zij gedetineerden, oppert hij in een brief.  ‘Ik zou het op prijs stellen als de Amsterdamse gevangenissen opengingen en de galeiboeven hier heen gestuurd werden, opdat zij achter de spade hun vroegere schande met eerlijk zweet wegwassen, en de Republiek niet langer tot last maar tot voordeel zijn’

Keizerlijke ambities?

In het WIC-hoofdkwartier in Delft verwacht men vooral financiële, resultaten en die vallen tegen. Ook heerst de vreest dat Maurits met de gedachte speelt om de banden met het moederland te verbreken en zichzelf tot keizer van Brazilië wil uitroepen. Ook de meldingen van de protestantse dominees dat de gouverneur meer dan hartelijke betrekkingen onderhoudt met de Portugese jonkvrouw Anne de Paes leiden tot grote zorg, Zeven jaar lang is de slavenhandel tussen Afrika en Brazilië volledig in Nederlandse handen. De situatie wordt voor Portugees Brazilië zo onhoudbaar, dat ze door het uitblijven van een reactie uit Portugal ten slotte zelf de Nederlanders uit Angola verdrijven. Ze veranderen er na de herovering de naam van de belangrijkste stad in São Paulo da Assunção, omdat ze vonden dat Luanda te veel op Holanda leek. Enkel katholieken krijgen toestemming te blijven en zo wordt Angola in de praktijk een Braziliaanse kolonie.

Met het verlies van Angola is ook Nederlands Brazilië ten dode opgeschreven. In 1653, zes jaar na de val van Angola, worden de laatste Nederlanders uit Brazilië verdreven. De meesten keren terug naar het oude vaderland of trekken noordwaarts naar Suriname.

Maurits was al in 1644 uit Brazilië vertrokken, met medeneming van een forse toelage in de vorm van 2,5 miljoen gulden aan goud, hout, tabak, suiker, huiden en confituren, en nam hij zijn intrek in zijn nu nog altijd befaamde Mauritshuis. Hij naam ook zes jonge Tapoeia-krijgers mee naar zijn huis in Den Haag, alwaar ze de gasten vermaakten met hun woeste oorlogsdansen.

Bij de Vrede van Münster in 1648 trekken de Nederlanders hun Braziliaanse claims definitief in. Maar de WIC verkoopt Brazilië voor een stevige prijs terug aan Portugal. Na eindeloze onderhandelingen moeten de Portugezen ongekend zwaar dokken voor teruggave van hun Braziliaanse gebiedsdelen. Daarnaast gaat een tiende van de opbrengsten van de suikerproductie in Brazilië naar de Hollanders. Het Portugese koninkrijk moet zeventig jaar lang zout  leveren aan de WIC aan Nederland. Ook krijgt de WIC een monopolie in de handel in Brazil-hout, waaraan het land zijn naam dankt. Tevens houdt Nederland invloed in de Braziliaanse slavenhandel. Over iedere verhandelde Angolese slaaf boven de tien jaar dient ten bate van de Heeren Negentien en hun aandeelhouders belasting te worden betaald.

De Braziliaanse diplomaat en historicus Evaldo Cabral de Mello schreef de biografie van Johan Maurits en vernoemde zelf een zoon naar Maurício. ‘In Brazilië wordt Maurício vereerd als brenger van humanistische waarden en wetenschap’, aldus de historicus.  ‘En dat was hij natuurlijk ook. In zijn gevolg zaten tal van kunstenaars en geleerden, een groot schilder als Frans Post. Op het gebied van architectuur, ontwikkeling van medicijnen, de kennis van de Braziliaanse flora en fauna, noem maar op, heeft de periode van Maurits ontegenzeggelijk veel waarde gehad. Aan de andere kant: hij was ook zeker geen heilige’. Volgens Cabral de Mello had Maurits waarschijnlijk plannen om in Brazilië uit te groeien tot een keizer. ‘Hij was er ambitieus genoeg voor. Hij leefde in elk geval in vorstelijke stijl. Maurits beklaagde zich er telkens over te weinig steun te krijgen uit Holland om zijn missie tot een goed einde te brengen. Hij wilde militair meteen doorstoten naar Buenos Aires om zo veel mogelijk macht in Latijns-Amerika te verkrijgen. Zijn opdrachtgevers van de WIC waren echter alleen maar geïnteresseerd in de winsten van de suikerteelt. De door Maurits gevraagde militaire versterkingen bleven uit. Toen de winsten van de suikerhandel ook nog stagneerden, was het met Maurits’ positie meteen gedaan’.

De publieke uitspraken die Johan Maurits deed tegen de slavenhandel, waren vooral bedoeld voor de bühne, zo onderstreept Cabral de Mello.  ‘Die uitspraken waren vooral bedoeld om de slaven van de Portugezen in opstand te doen komen tegen hun Portugese meesters. In werkelijkheid had Maurits een persoonlijk financieel belang in de slavenhandel. Hij was dan wel weer zo slim om dat via een Portugese stroman te doen. Zo was hij de kampioen public relations van zijn tijd’.