Mohamed el-Fers (1950-2024): Creatieve duizendpoot verbond culturen

Op 28 februari 2024 overleed schrijver, journalist, musicus en filmmaker Mohamed el-Fers op 73-jarige leeftijd in zijn woning in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. Een terugblik op zijn veelbewogen leven.
Tekst: René Zwaap
Op de poflijst van café Tramlijn Begeerte stond hij vermeld als ‘Hollandse Mo’, want er waren een boel Mo’s frequent bezoeker van het legendarische etablissement aan het Van Limburg Stirumplein in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt. De Tramlijn was in de vroege jaren ’90, toen Mo hier trouwe stamgast was, een hogedrukketel van interculturele contacten, een kosmopolitisch vredespaleis gevestigd op de smeulende resten van de Kraakbeweging, een Alcoholische Internationale zo men wil, met Mo als middelpuntvliedende kracht, de ongekroonde koning van een immer uitdijende hofhouding. Op een of andere manier wist Mo al die mensen uit alle mogelijke windstreken en culturele denominaties met elkaar te verbinden met die allesziende hemelblauwe ogen van hem, en dat spervuur van sarcastische opmerkingen dan wel vriendelijke plagerijen dat moeiteloos over zijn scherpe tong bleef rollen. Bovenal had hij een hart van goud en menig nieuwkomer in de Staatsliedenbuurt vond bij Mo op zolder verzorging en onderdak.
Lenige sociale antenne
Als zoon van een Duitse moeder en een Perzische vader opgegroeid in Haarlem en later in een R.K. jongensinternaat onder de rook van Utrecht, beschikte Mo van jongs af aan over een lenige sociale antenne. Hij sprak behalve keurig Haarlems Nederlands en Engels ook Duits, Arabisch, Turks, Italiaans, Perzisch, Spaans en nog zo wat, alles geleerd met de door Mo hooggeprezen ‘slumber-methode’ , die inhoudt dat je leert in je slaap, luisterend naar een cursus in de te leren taal, of desnoods met het leerboek onder het hoofdkussen. Hij was even goed thuis in de psychedelische spelonken van het R. K. geloof als in de mystieke traditie van de Islamitische soefi’s, die hij van vaderswege had meegekregen.
Als musicus bereisde hij het hele Midden-Oosten met zijn oriëntaalse folkrock-band Atlal. Zijn compositie ‘Back on the Nile’ , door Mo op Cat Stevens-achtige wijze gezongen, werd een keer live voor een radiostation in Cairo ten gehore gebracht, tot veel beroering onder de luisteraars, en werd in 1982 nummer één in zowel Egypte als Soedan. Mo was in Teheran toen de Shah viel. In Tripoli speelde hij in de tent van Moammar Khadaffi. Jaren woonde hij in Istanboel, de stad die zijn hart veroverde, en waar hij zijn levenslange fascinatie voor het tijdperk van de Osmaanse sultans aan overhield. Ook verbleef hij een tijd in Turijn, schuin tegenover de villa van FIAT-eigenaar Agnelli. Hij werkte daar als dj bij Radio Torino Alternativa (RTA). In Rome werd hij na een optreden op een feest van de Italiaanse Communistische Partij door de carabinieri in de cel gesmeten vanwege vermeend bezit van cannabis, en ontmoette daar de jongen die werd beschuldigd van de moord op Pasolini. Nee, om een mooi verhaal met plenty of name dropping zat Mo nooit verlegen.
Rotterdam-Zuid
Na een verschrikkelijk drama viel Mo’s band uiteen en streek hij neer in een vooral door Antillianen bewoonde flat in Tilburg. Toen ik hem in 1983 leerde kennen, woonde hij in de Slaghekstraat in Rotterdam-Zuid, in de Afrikaanderbuurt en kende ik hem alleen onder zijn artiestennaam Ron Vandenberg. We werkten beiden voor de net opgerichte huis-aan-huis bezorgde Rotterdamse zondagskrant ‘De Maas’, de eerste journalistieke betrekking die ik vond nadat ik dat jaar was afgestudeerd aan de Utrechtse School voor de Journalistiek. Mo had heel wat meer ervaring in de media, en was behalve redacteur Shownieuws van De Maas – met exclusieve interviews met sterren als Michael Jackson en Lee Towers – ook hoofdredacteur van Sport & Fitness, een vakblad voor bodybuilders, en kon bogen op een verleden bij legendarische publicaties als Hitweek en Aloha, voor wie hij een Arabische pagina redigeerde.
Passatempo
Na een half jaar bij De Maas vond ik een betrekking in Amsterdam en verloren we elkaar uit het oog. Totdat ik, jaren later, ten behoeve van de kolommen van De Groene Amsterdammer een artikel wilde wijden aan het net uitgevaardigde verbod in de Nederlandse penitentiaire inrichtingen ter verspreiding van het blad voor cannabisliefhebbers Highest Magazine. Ik belde de redactie van het blad voor een reactie en raad eens wie ik daar aan de lijn kreeg. De volgende dag kwam ik voor het eerst in Tramlijn Begeerte en bleek Ron Vandenberg dus eigenlijk Mohamed el-Fers te heten.
Een innige vriendschap werd geboren, en ook een innige samenwerking. Mo beschikte over een hoge dosis aanstekelijk enthousiasme en kwam met het idee van de Passatempo-minibiografieën-reeks, die we aanvankelijk in eigen beheer uitgaven met gebruikmaking van het fotokopieerapparaat van het naburige wijkcentrum en hulp van een bevriend kunstenaarsechtpaar. De serie was verdeeld over diverse compartimenten: in de subreeks ‘Onsterfelijke muzikanten’ leverde Mo handzame levensbeschrijvingen van Bob Marley en Jacques Brel, voor de reeks ‘Hekkensluiters der Monarchie’ schreef hij het deel over de laatste Ottomaanse sultan Mehmed VI, waarbij ik zorgde voor een boekje over de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II en ten behoeve van de galerij over ‘Verdoemde Poëten’ nam ik Slauerhoff en Rimbaud voor mijn rekening. Uitgever Jan Mets zag er wel iets in en adopteerde het project met groot succes in zijn fonds, met steeds meer auteurs en series. Paul Damen schreef over Renate Rubinstein, Daphne Meijer over koning David, Sjoerd de Jong deed Bob Dylan, Serge van Duijnhoven beschreef het leven van Haile Selassie, Joris Abeling leverde een minibio van koning Willem III en zo denderde het door. De door Mo ontworpen Passatempo-verkoopboxen vonden gretig aftrek in de boekhandel en bij de sigarenboer.
Mokum-TV
Met even grote ‘Anklang’ bij het publiek begonnen we met het wekelijkse tv-programma Mokum TV op de Amsterdamse publieke tv-zender Salto. Mijn rol bleef grotendeels beperkt tot de presentatie van het kritische royalty-magazine ‘De Appeltjes van Oranje’ en Mo deed de rest. Elke maandagochtend, voordat ik me naar de redactie van De Groene begaf, spoedde ik me naar Mo’s bovenwoning aan De Wittenstraat, die als provisorische tv-studio was ingericht, en babbelde op goed geluk een minuut of vijf aan schandelijke geruchten over het koningshuis bij elkaar, waarna Mo op zijn Atari-spelcomputer daar een uur hard core piratentelevisie van maakte, met vooral veel aandacht voor de door Mo op video geregistreerde Maria-verschijningen naast het terras van Tramlijn Begeerte, pal voor de etalage van kantoorboekwinkel Vlug & Zeker. Mokum TV bracht exclusieve interviews met diverse Maria-zieners en zieneressen maar besteedde ook aandacht aan de protesten van het Actiekomité ‘Maria de Buurt uit’.
Daarnaast bracht Mokum TV veel opnames van het Amsterdamse levenslied (Johnny Jordaan, Tante Leen, Willy Alberti), fado (Amália Rodrigues), het oeuvre van de Egyptische nachtegaal van de Nijl Oum Khalsoum en vooral ook veel Turks olieworstelen, waarvan Mo een onuitputtelijk reservoir aan wedkampen op video had, daar hij in samenwerking met de welzijnsorganisatie Turks Huis een jaarlijks terugkerend worstelfestijn in Amsterdam-West organiseerde, dat in maar liefst 126 landen op tv werd uitgezonden.
De respons op Mokum TV was imposant, en naar wij van doorgaans goed geïnformeerde bronnen rond het koningshuis vernamen liet Prins Bernhard iedere week per koerier een band met de opname van de jongste aflevering van Mokum TV naar Soestdijk bezorgen.
Keizer van het Jiddische lied
Op een goede dag werd de muzikale component van Mokum TV verrijkt met een nieuw element. De hoogbejaarde en door iedereen vergeten Leo Fuld, na de Tweede Wereldoorlog een wereldster aan beide kanten van de Atlantische Oceaan met zijn vertolkingen van het Jiddische lied, bleek in zijn aanleunwoning op Kattenburg een trouw kijker van ons programma. En Mo kreeg het voor elkaar dat de ‘ keizer van het Jiddische lied ‘ iedere week een exclusief optreden voor Mokum TV deed. In het begin liet hij Leo zijn grootste hits playbacken voor een grote antieke microfoon met het logo van onze hoofdsponsor Edison Tapijt aan de Elandsgracht (gerund door zijn neef Nick, helaas ook al niet meer onder ons). Leo was trouw aan een antieke Joodse traditie innig verknocht aan het koningshuis, en droeg trots zijn onderscheiding in de Orde van Oranje -Nassau. Als contrapunt van de Appeltjes van Oranje componeerde hij op de melodie van Irving Berlin’s ‘God save America’ de ode ‘God zegen Nederland’ (met de regels ‘God zegen Beatrix/de mooiste koningin/met haar ouders, behouders/van het hele Oranje-gezin’) , die voortaan als slotmelodie van onze uitzending fungeerde.
Leo kreeg toen de smaak te pakken en aldus rees bij Mo het idee om al die klassiekers van het Jiddische lied die hij op zijn naam had staan – zoals ‘My Yiddishe Mama’, ‘Oif’N Weg Steht A Boim’, ‘Mein Shtetele Belz’ en ‘Moishele, Mein Freind’ – te reanimeren in oriëntaalse arrangementen, die Mo samen met pianist Kees Post voor hem bedacht. Het resultaat was de langspeler ‘The Legend’, ook wel bekend als ‘de Sergeant Pepper van het jiddische lied’, in recordtijd opgenomen in de studio van Hippo Records in de Staatsliedenbuurt. Op hoogbejaarde leeftijd maakte Leo Fuld een zeldzame comeback, met live-optredens bij o.a. de VARA-televisie en interviews in tal van talkshows. Lang mocht Leo niet van zijn hernieuwde roem genieten. Slechts een paar maanden na verschijning van The Legend overleed hij aan een hartaanval. Mo en ik bevonden zich onder degenen die zijn kist naar zijn laatste rustplaats droegen. Toen Mo een Nederlandse vertaling van Leo’s Engelstalige autobiografie ‘ Refugee’ wilde publiceren, werd hij door een wraakzuchtige weduwe voor de rechter gesleept, want ondank is ’s werelds loon.
Maria-zieneres
Bij de Maria-Verschijningsplek op het Van Limburg Stirum-plein streken bussen vol bedevaartgangers uit onder meer Italië neer. Als hoofdredacteur van Maria-Bode dan wel als ‘Henk M. Brouwer, voorzitter van het Comité-Generaal Onze Lieve Vrouwe ter Staats’ klom Mo in de pen om de kerkelijke autoriteiten in de Lage Landen te bewegen de Maria-verschijningen van Mokum dan toch eindelijk officieel te erkennen. Ook zocht hij Ida Peerdeman op, die in de jaren 1945-1959 veelvuldig door de Heilige Maagd was bezocht in de buurt van de RAI. Als enige journalist in vijftig jaar kreeg Mo toestemming de Maria-zieneres op video te interviewen. In 2002 werden Ida’s verschijningen van de ‘ Vrouwe van alle Volkeren’ door bisschop Punt van Haarlem erkend. Na crisisoverleg in het Vaticaan besloot de Rooms-Katholieke Kerk de Amsterdamse Mariaverschijningen toch niet als bovennatuurlijk te erkennen. Een gemiste kans – als het aan Mo had gelegen was Amsterdam uitgegroeid tot een bedevaartcentrum dat niet onder zou doen voor Santiago de Compostela, Lourdes of Fátima.
Mo legde zich daarna toe op de bestudering van het leven en werk van de 13e eeuwse dichter en mysticus Jalal ad-Din Muhammad Rumi, beter bekend als Mevlana, de soefi-meester aan wie Mo diverse boeken wijdde.  Mevlana, geboren in Balkh in Afghanistan, stond voor een mystieke traditie binnen de Islam die, gedragen door een voorliefde voor muziek en poëzie, een lijn van humanistische boodschap van verdraagzaamheid uitdroeg, ook richting andere religies, die zeer goed bij het wereldbeeld van Mo paste. Hij hielp mee de draaiende derwisjen van Konya naar Amsterdam te halen voor een exclusief optreden. Als schrijver van de enige Nederlandstalige Mevlanabiografie, ontving hij op 5 mei 2003 tijdens het 3de internationale Mevlanacongres de hoge Turkse onderscheiding Merit of Honour uit handen van de Turkse minister voor religieuze zaken professor Mehmet Aydin op de Selçuk-universiteit van Konya, de heilige stad voor de soefi’s, omdat Mevlana hier zijn mausoleum heeft. Dat Mo conform zijn wens uiteindelijk zijn laatste rustplaats in Akören bij Konya zou vinden, compleet met tussenlanding in zijn geliefde Istanboel, onder massale belangstelling van de Turkse media en erediensten in maar liefst 13 moskeeën verspreid over het hele land, was zijn laatste meesterstuk, zoals heel zijn leven eigenlijk een langgerekte, wonderlijke, surrealistische Fellini-film was, en wij, zijn vrienden, het voorrrecht hadden daar toeschouwer van te zijn.